In een verklaring aan de Mensenrechtenraad van vandaag, 15 juni 2010, protesteerde de hoofdvertegenwoordiger van de IHEU, Roy Brown, tegen de discriminatie van niet-gelovigen, die in verschillende staten die tot de Mensenrechtenraad behoren de doodstraf inhoudt voor degenen die de mensenrechten afwijzen. geloof in welke god dan ook. Bruin gemarkeerd een geval uit de Malediven eerder deze maand, waar Mohammed Nazim met de doodstraf werd bedreigd nadat hij publiekelijk had verklaard dat hij niet in de islam kon geloven.
Internationale Humanistische en Ethische Unie
VN-MENSENRECHTENRAAD: 14e sessie (31 mei - 18 juni 2010)
Speaker: IHEU-vertegenwoordiger, Roy W Brown: dinsdag 15 juni 2010
Agendapunt 9: Hedendaagse vormen van racisme, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraagzaamheid
Slavernij en ongeloof
Meneer de president,
Wij zijn diep bezorgd over de voortzetting, met schijnbare straffeloosheid, van traditionele vormen van slavernij in verschillende staten, ondanks wetten die deze praktijk verbieden. In het bijzonder dringen wij er bij de regering van Mauretanië op aan, nu zij lid is geworden van deze Raad, om ervoor te zorgen dat haar onlangs uitgevaardigde wetten tegen de slavernij daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd en worden gebruikt om de naar schatting 600,000 slaven vrij te laten die nog steeds in slavernij worden vastgehouden in dat land. .
We blijven ook ontsteld over de door de staat gesponsorde, geïnstitutionaliseerde haat tegen niet-gelovigen in bepaalde staten. Wij merken op dat ten minste drie lidstaten van deze Raad wetten hebben ingevoerd die de doodstraf voorschrijven voor degenen die zichzelf ongelovig verklaren. Tot deze landen behoren helaas ook de Malediven, die onlangs in deze Raad zijn gekozen.
Twee weken geleden zei de heer Mohammed Nazim, een Maldiviër, tijdens een openbare bijeenkomst dat “hoewel hij over de islam was onderwezen, hij niet in staat was te geloven”. Hij zit nu in hechtenis en er wordt opgeroepen tot zijn dood[1]. Wij roepen de regering van de Malediven op om hem onmiddellijk vrij te laten en hem elders asiel te laten zoeken, omdat zijn leven nu definitief in gevaar is.
Mijnheer de Voorzitter, geloof is een zaak die intern is in de geest van de gelovige. Het kan niet van buitenaf worden opgelegd. Daarom is de vrijheid van meningsuiting absoluut in het internationale recht, en kan het recht om je mening te uiten alleen worden beperkt in strikt gedefinieerde omstandigheden, zoals uiteengezet in de artikelen 19 en 20 van het IVBPR.
Staten die ongeloof criminaliseren en die het recht van wie dan ook ontkennen om van godsdienst of overtuiging te veranderen, schenden hun verplichtingen onder het internationaal recht. En dit roept zorgwekkende vragen op over het recht op lidmaatschap van deze Raad – van staten die juist de rechten ontkennen die de Raad beloofd heeft te bevorderen en te beschermen.
Dit is een breuklijn die dwars door de Raad loopt, mijnheer de Voorzitter, en die zeker moet worden aangepakt tijdens de komende evaluatie.
Dank u meneer.